Column | Oktober 2009

Column Tineke Beishuizen

Waarom zou ik er
niet rond voor uitkomen: ik ben een angsthaas als het om pijn gaat. Zodra een arts het woord ‘onderzoekje’ laat vallen, begint mijn hart op dubbele snelheid te kloppen en worden mijn handen klam. Onderzoekje….daar zul je het hebben! ‘Misschien gaat het wel gewoon vanzelf over’, opper ik hoopvol. ‘Misschien ook niet’, zegt de man tegenover mij. En om dat vast te stellen is een onderzoekje nodig.’

Oh, ze zijn echt vriendelijk, de mensen die ik er van verdenk dat ze mij pijn gaan doen. En hoe kunnen ze ook begrijpen dat iemand zoals ik zich moet inhouden om niet ‘Doet het pijn?’ te vragen als er een röntgenfoto gemaakt gaat worden, en zich nog veel meer in moet houden om niet voor alles en nog wat om een roesje te bedelen.
‘Wilt u daar even plaatsnemen?’ zegt de arts wijzend op zo’n enge keiharde bank met een papier erover, alsof het om een makkelijke stoel bij de open haard gaat. ‘Wat gaat u dan doen?’ vraag ik wantrouwend en nog steeds solide náást de bank. ‘Even een onderzoekje’, zegt hij.
Chapeau voor het geduld van de medische stand, maar mij helpt het niet over mijn angst heen.
Het uitnodigende gebaar waarmee mij duidelijk wordt gemaakt dat ik een borst op een glazen plaat moet leggen waarna ze geplet gaat worden doet mijn bloed stollen. Omdat ik nog nooit gekrijs heb horen komen uit de ruimte waarin mijn borsten te grazen worden genomen, houd ik mij ook in, maar het kost moeite.

Manuele therapie is ook zoiets. Gekraakt worden, het doet eigenlijk niet eens pijn, maar ik vind het Eng en dat grenst aan Pijn en af en toe ontsnapt mij dan ook een uitdrukking waarvoor ik indertijd mijn kinderen streng onder handen nam. En terwijl ik er juist verre van zou willen blijven, word ik door ongemakjes steeds vaker in de armen van de medische  stand gedwongen. Het laatste onderzoek dat ik onderging heet cystoscopie, ik kreeg een uitgebreide  informatiebrochure mee naar huis en sliep vervolgens vijf nachten niet. Met een cameraatje je blaas in, dat kon niet anders dan een aan marteling grenzende kwelling zijn. Tot het uiterste gespannen lag ik in de beugels, te wachten op de Verschrikkelijke Pijn en net toen ik dacht ‘wanneer begint ie nou eens!’ zei de stem aan het voeteinde dat het achter de rug was. Hoezo achter de rug. Nou gewoon, klaar dus.

Mijn moeder zei het al: ‘een mens lijdt het meest door het lijden dat ie vreest...’ maar helaas, ik heb wel vaker niet naar haar geluisterd.

Tineke Beishuizen